Nieuwsbrief februari 2020 - Ooms & Elzakkers
s

Nieuwsbrief februari 2020

Nieuwsbrief februari 2020

1. Vergeet eindheffing werkkostenregeling niet!

Als u in 2019 meer aan vergoedingen en verstrekkingen uitgaf dan de zogenaamde ‘vrije ruimte’ in de werkkostenregeling, moet u over dit meerdere eindheffing betalen. Vergeet deze niet uiterlijk in de eerste aangifte van 2020 aan te geven.

 

Werkkostenregeling
Via de werkkostenregeling mag u vergoedingen en verstrekkingen belastingvrij aan uw personeel uitkeren. Als het bedrag aan vergoedingen en verstrekkingen niet méér is dan de vrije ruimte, hoeft u als werkgever ook geen belasting te betalen.

Let op!
De vrije ruimte bedraagt in 2019 nog 1,2% van uw loonsom.

 

Eindheffing
Komt het bedrag aan vergoedingen en verstrekkingen boven de vrije ruimte uit, dan betaalt u als werkgever 80% eindheffing over het meerdere. Deze moet u voor het jaar 2019 in de eerste aangifte van 2020 aangeven.

 

Voorbeeld:
Uw loonsom was in 2019 € 1.000.000. Uw vrije ruimte was dus 1,2% x € 1.000.000 = € 12.000. U heeft in 2019 in totaal voor € 20.000 uitgegeven aan vergoedingen en verstrekkingen. Over € 20.000 -/- € 12.000 = € 8.000 moet u eindheffing betalen. De af te dragen eindheffing is dus 80% x € 8.000 = € 6.400.

 

Aangiftebrief
In de regel doet u per vier weken of per maand aangifte. Wanneer u in 2020 aangifte moet doen, staat in de aangiftebrief die u in november heeft gekregen. Hierin staan ook de bijbehorende uiterste aangifte- en betaaldatums.

Let op!
Vanaf volgend jaar hoeft u pas in de tweede aangifte van het jaar de eindheffing op te nemen. Dit jaar helaas nog niet.

2. BOR bij schenken vastgoed-bv

De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor vastgoed-bv’s blijft de gemoederen bezighouden. Onlangs heeft het hof Amsterdam in het kader van de BOR beslist dat de verhuur van vastgoed een ondernemingsactiviteit is.

 

Bedrijfsopvolgingsregeling
De bedrijfsopvolgingsregeling geeft een vrijstelling van 100% over de waarde van een onderneming van € 1.000.000. Boven deze waarde is een vrijstelling van 83% van toepassing. De vrijstelling geldt zowel bij een overlijden als bij een schenking van aandelen.

 

Casus hof Amsterdam
In de casus bij het hof Amsterdam is sprake van een schenking van aandelen in een vastgoed-bv, waarbij een beroep is gedaan op de BOR. De vastgoed-bv verhuurt naast enkele kantoorunits een hotelgebouw. De bv voert haar werkzaamheden uit in een van haar eigen kantoorunits. 83,9% van de totale waarde van het vastgoed ziet op het hotelgebouw, het restant van 16,1% op het kantoorgebouw. De bv heeft zelf 4,9% van het totaal in gebruik. Naast het vastgoed bezit de bv een aanzienlijk bedrag aan liquide middelen.

 

Oordeel rechtbank
De rechtbank heeft in 2018 in deze zaak geoordeeld dat er geen sprake is van het drijven van een onderneming. Gelet op de aard en omvang van de arbeid die wordt verricht met betrekking tot het vastgoed, is volgens het hof wel degelijk sprake van het drijven van een onderneming.

 

Criteria
Er is namelijk sprake van een intensieve bemoeienis bij de vastgoedexploitatie. Daarnaast is bij de verhuur van het hotelgebouw sprake van een hoger rendement dan het normrendement (IPD Nederlandse vastgoedindex). Het verhuurde kantoorgebouw valt overigens buiten de onderneming (met uitzondering van de eigen gebruikte unit).

 

Verdeling
Uiteindelijk werd 88,7% aangemerkt als ondernemingsvermogen. Daarnaast wordt 83,9% van de aanwezige liquide middelen als ondernemingsvermogen aangemerkt. Daarboven mag nog eens 5% van het ondernemingsvermogen als vrijgesteld beleggingsvermogen worden meegeteld. Al met al een interessante uitspraak.

 

Belastingdienst
De Belastingdienst is steevast van mening dat bij vastgoedverhuur sprake is van een beleggingsactiviteit. Op grond van deze uitspraak en van rechtspraak van een aantal jaren geleden, kan bij verhuur van vastgoed wel degelijk sprake zijn van een onderneming. Het loont dus om dit samen met uw adviseur nader uit te zoeken.

3. Gebruik bestelauto onduidelijk? Geen bijtelling!

Ook voor het privégebruik van een zakelijke bestelauto geldt in beginsel gewoon de bekende bijtelling. Hierop bestaan wel enkele uitzonderingen, bijvoorbeeld wanneer door de aard van het werk verschillende werknemers de bestelauto doorlopend afwisselend gebruiken. Hoe moeten de begrippen ‘doorlopend’ en ‘afwisselend’ in de praktijk worden uitgelegd?

 

Bijtelling bestelauto
Voor een bestelauto bedraagt de bijtelling dit jaar gewoon 22% inclusief bpm en btw, tenzij de bestelauto volledig elektrisch is. Is de auto vóór 2017 voor het eerst op kenteken gezet, dan kan een ander percentage bijtelling van toepassing zijn.

 

Oplossing voor de praktijk
Anders dan bij personenauto’s komt het bij bestelauto’s regelmatig voor dat deze afwisselend door verschillende werknemers worden gebruikt, bijvoorbeeld in de bouw en aanverwante bedrijven. Als alternatief voor de bijtelling per individuele werknemer is er voor de praktijk een oplossing gezocht via een eindheffing.

 

Eindheffing
Deze oplossing betekent dat in plaats van de bijtelling bij de werknemer, de werkgever een eindheffing verschuldigd is van € 300 per bestelauto per jaar. Er vindt dan geen bijtelling bij de individuele werknemers plaats.

 

Voorwaarden
Deze eindheffing is best een aantrekkelijke regeling. Niet alleen vanwege het lage bedrag aan eindheffing, maar ook omdat dan verder geen kilometeradministratie meer hoeft te worden bijgehouden. Dat het voor werknemers ook aantrekkelijk is, spreekt voor zich. De eindheffing komt alleen in plaats van de bijtelling als de bestelauto door de aard van het werk doorlopend afwisselend gebruikt wordt door twee of meer werknemers. Daardoor moet ook niet goed zijn vast te stellen of en aan wie de bestelauto voor privégebruik ter beschikking staat. Dit is onlangs nog bevestigd in een uitspraak van het gerechtshof in Den Haag.

 

Wie gebruikt auto privé?
In genoemde zaak werd een bestelauto doorlopend afwisselend gebruikt door twee werknemers van een aannemersbedrijf. Wie de bestelauto ’s avonds mee naar huis nam, hing af van de vraag wie er het verst van de op dat moment uit te voeren klus woonde.

De rechter kwam tot de conclusie dat juist voor dit soort situaties de eindheffing is ingevoerd en vernietigde de naheffing met boete.

4. Aftrekpost gemengde kosten: hoe bereken je die?

Gemengde kosten zijn in 2020 tot een vast bedrag van € 4.700 niet aftrekbaar van de winst. Dit betekent een verhoging met € 100 ten opzichte van vorig jaar. Naast het vaste bedrag kunt u ook kiezen voor een wettelijk vastgesteld percentage. Welke is voor u het voordeligst?

 

Wat zijn gemengde kosten?
‘Gemengde kosten’ is een fiscale benaming voor kosten die naast een zakelijk ook een privé-element bevatten. Vanwege dit privé-element zijn deze kosten deels niet aftrekbaar.

 

Voorbeelden
Onder gemengde kosten vallen de kosten van voedsel, drank en genotmiddelen, de kosten van representatie, inclusief recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak en de kosten van congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke.

 

Aftrek beperkt tot 80% of 73,5%
In plaats van een vast bedrag, kunt u er ook voor kiezen een wettelijk vastgesteld percentage niet in aftrek te brengen. De aftrek van deze kosten is in beginsel beperkt tot 80% voor ondernemers in de inkomstenbelasting en tot 73,5% voor ondernemingen in de vennootschapsbelasting, zoals bv’s.

 

Vast bedrag of percentage?
Bent u ondernemer in de inkomstenbelasting en geeft u gedurende het jaar meer uit aan gemengde kosten dan € 23.500, kies dan voor het vaste bedrag. Als van de gemengde kosten namelijk 20% niet aftrekbaar is, is dit gelijk aan het vaste bedrag van € 4.700.

 

Loonsom soms bepalend voor bv’s
Bij de vennootschapsbelasting kunt u dus kiezen uit een vast bedrag of een wettelijk vastgesteld percentage (dus 73,5%). Maar als 0,4% van de fiscale loonsom binnen de onderneming hoger is dan € 4.700, dan is dat bedrag niet aftrekbaar.

Let op!
Dit betekent dat voor bedrijven in de vennootschapsbelasting met een loonsom van meer dan € 1.175.000 het vaste bedrag hoger ligt dan € 4.700 (€ 1.175.000 x 0,4% = € 4.700). Voor deze bedrijven heeft de verhoging naar € 4.700 dus geen gevolgen.

5. Uitstel loonaangifte vanwege problemen eHerkenning

Moet u voor de loonaangifte 2020 nog het nieuwe inlogmiddel eHerkenning aanschaffen en deed u de laatst ingediende loonaangifte nog in het oude portaal van de Belastingdienst voor ondernemers? Dan krijgt u van de Belastingdienst uitstel voor de loonaangifte tot 1 juli 2020. Deze verplichting heeft namelijk bij ondernemers en de Tweede Kamer tot veel ophef geleid vanwege de verplichte kosten voor eHerkenning. Het uitstel geldt voor ondernemers die overstappen naar Mijn Belastingdienst Zakelijk en daarvoor eHerkenning moeten aanschaffen, maar ook voor ondernemers die voortaan via een fiscaal dienstverlener of marktsoftware aangifte doen. Ondernemers die hiervoor in aanmerking komen, ontvangen een brief van de Belastingdienst. De ministeries Binnenlandse Zaken en Financiën hebben aangegeven op zoek te gaan naar oplossingen voor de problemen, bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met de private leveranciers van eHerkenning over een structurele prijsdaling.

6. Aanvraag WBSO versoepeld

Vanaf 1 januari 2020 kunnen werkgevers flexibeler gebruikmaken van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO). Daartoe is de aanvraagprocedure op twee punten gewijzigd. De voorwaarden blijven gelijk aan 2019. De eerste wijziging is dat de ‘tussenmaand’ bij het aanvragen vervalt. Als een werkgever met ingang van 1 februari 2020 gebruik wil maken van de WBSO, dan kan hiervoor op 31 januari 2020 nog een aanvraag worden ingediend (uitzondering voor aanvragen voor een periode die per 1 januari ingaat). Wat betreft de tweede wijziging: u mag vanaf 2020 maximaal vier keer per jaar een WBSO-aanvraag indienen. Eerst was dat maximaal drie keer per jaar.