Let op!
Wij willen voldoen aan de wens om actueel te zijn. Het overzicht in deze MKB-Nieuwsbrief is geschreven met de kennis tot en met maandag 22 januari 2024, 20:00 uur.
Misschien wilt u ook dit jaar weer aan uw kinderen of anderen een geldbedrag schenken. Natuurlijk doet u dit het liefst belastingvrij. Wat zijn dan de mogelijkheden?
Schenken aan kinderen
De meeste vrijstellingen bestaan voor schenkingen aan uw kinderen. In 2024 kunt u hun belastingvrij € 6.633 schenken. Aan een kind tussen de 18 en 40 jaar mag u eenmalig een vrij te besteden bedrag van € 31.813 schenken. De dag van de 40e verjaardag telt hiervoor ook nog mee. Schenkt u dit verhoogde bedrag, dan komt in dat jaar de normale vrijstelling van € 6.633 te vervallen.
Dure studie
In plaats van de vrij te besteden verhoogde schenkvrijstelling mag u de verhoogde schenkvrijstelling ook benutten voor een schenking ten behoeve van een dure studie die minimaal € 20.000 per jaar kost (exclusief levensonderhoud). Deze vrijstelling ligt hoger en bedraagt in 2024 € 66.268. Deze vrijstelling geldt ook nu weer alleen voor een kind tussen 18 en 40 jaar, inclusief de 40e verjaardag.
Schenkingen aan derden
Voor een schenking aan een derde geldt in 2024 een vrijstelling van € 2.658. Deze vrijstelling geldt dus bijvoorbeeld voor een schenking aan een kleinkind, neef of vriendin.
Let op!
De speciale schenking ten behoeve van de aankoop van een eigen woning is vanaf 2024 niet meer mogelijk.
Schenkt u meer dan de vrijstelling?
Schenkt u meer dan de genoemde bedragen, dan betalen uw kinderen 10% belasting over een bedrag tot € 152.368. Over het meerdere is het tarief 20%. Voor kleinkinderen en verdere afstammelingen zijn de tarieven 18% tot € 152.368 en 36% over het meerdere. Voor overige personen (bijvoorbeeld een ander familielid, een vriend of een willekeurige derde) is het tarief 30% tot € 152.368 en 40% over het meerdere.
Voorbeeld
U schenkt eind januari 2024 uw kind van 27 jaar € 200.000. U heeft nog niet eerder gebruikgemaakt van de eenmalig verhoogde vrijstelling, dus is de eerste € 31.813 belastingvrij als u een beroep doet op deze eenmalige vrijstelling. Vervolgens dient over de volgende € 152.368 10% belasting betaald te worden en over de laatste € 15.819 20%. Er dient dus € 15.236 + € 3.163 = € 18.399 aan schenkbelasting te worden afgedragen.
Ontvanger betaalt
Bij een schenking betaalt de ontvanger ervan de schenkbelasting. U kunt er als schenker ook voor kiezen zelf de schenkbelasting te betalen, maar houd er dan rekening mee dat dit ook als schenking wordt gezien.
Gebruikt uw werknemer een door u ter beschikking gestelde auto, fiets of ander vervoermiddel ook privé, dan vormt dit privégebruik belast loon. Voor de belastingheffing over dit loon gelden voor de auto, fiets of een ander vervoermiddel niet dezelfde regels. Hoe zit het met het privégebruik van een ‘ander vervoermiddel’?
Ander vervoermiddel
Bij een ander vervoermiddel moet u denken aan een motor, (brom)fiets of scooter. Gebruikt uw werknemer zo’n vervoermiddel ook privé, dan vormt de waarde in het economisch verkeer van dit privégebruik belast loon voor de werknemer.
Berekening waarde in het economisch verkeer
De vraag is hoe u deze waarde in het economisch verkeer van het privégebruik kunt berekenen. Hiervoor moet u een aantal dingen weten, namelijk:
Met deze gegevens kunt u de kilometerprijs van het vervoermiddel en de waarde in het economisch verkeer van het privégebruik bepalen.
Tip!
Voor het berekenen van het aantal privékilometers kunt u een rittenregistratie bijhouden.
Voorbeeldberekening
Een werknemer rijdt met een door u ter beschikking gestelde bromfiets totaal 5.000 km in een jaar. De totale kosten van de bromfiets in dat jaar bedragen € 1.500. Het aantal privékilometers in het jaar bedraagt 600. De kilometerprijs van de bromfiets is dan € 0,30 (€ 1.500 / 5.000 km). De waarde in het economisch verkeer van het privégebruik bedraagt vervolgens € 180 (600 km x € 0,30). Het te belasten loon in verband met het privégebruik bedraagt dan dus € 180.
Betaalt de werknemer vanuit zijn nettoloon een eigen bijdrage voor het privégebruik van bijvoorbeeld € 100 per jaar, dan kunt u dit bedrag op het hiervoor berekende loon in mindering brengen. In het voorbeeld bedraagt het loon dat u voor de werknemer belast voor het privégebruik dan € 80 (€ 180 waarde in het economisch verkeer – € 100 eigen bijdrage).
Let op!
Door de aftrek van de eigen bijdrage kan het te belasten loon nooit lager dan nul worden.
Individueel loon of eindheffingsloon?
De € 80 loon uit het voorbeeld kunt u individueel belasten bij de werknemer. De werknemer betaalt dan de belasting. Als dit gebruikelijk is, kunt u er echter ook voor kiezen om dit aan te wijzen als eindheffingsloon ten laste van uw vrije ruimte. Als u nog ruimte heeft in uw vrije ruimte, dan is dit onbelast, anders betaalt u hierover 80% eindheffing.
Let op!
De vrije ruimte bedraagt in 2024 1,92% over de eerste € 400.000 van de totale loonsom van de werkgever en 1,18% over het bedrag daarboven.
Privékilometers
Niet alle kilometers zijn privé. Zo zijn de kilometers die uw werknemer maakt voor woon-werkverkeer voor de loonbelasting niet privé, maar zakelijk. Dit geldt ook voor de kilometers die uw werknemer overdag maakt tussen het woon- en het werkadres (bijvoorbeeld om thuis iets op te halen of thuis te lunchen).
Let op!
Rijdt uw werknemer met een omweg als hij naar zijn werk of naar huis rijdt, bijvoorbeeld om (privé) boodschappen te doen? Dan zijn de extra kilometers van het omrijden wel privé.
Een werkgever kan gebruikmaken van de vrije ruimte en gerichte vrijstellingen in de werkkostenregeling. Dat is algemeen bekend. Minder bekend is echter dat een inwoner van Nederland die werkt voor een werkgever die niet in Nederland inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting, in zijn aangifte inkomstenbelasting de vrije ruimte en gerichte vrijstellingen in aftrek kan brengen.
Vrije ruimte en gerichte vrijstellingen werkkostenregeling
Een werkgever kan een werknemer, onder voorwaarden, onbelaste vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen geven door deze ten laste te brengen van de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Deze vrije ruimte bedraagt in 2024 1,92% over de eerste € 400.000 van de totale loonsom van de werkgever en 1,18% over het bedrag daarboven.
Voor sommige vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen gelden ook gerichte vrijstellingen. Als iets gericht is vrijgesteld, is het onder voorwaarden onbelast en hoeft dit niet ten laste van de vrije ruimte te komen, bijvoorbeeld de gerichte vrijstelling van € 0,23 per zakelijke kilometer.
Vrije ruimte in de inkomstenbelasting
In de inkomstenbelasting is een met de loonbelasting vergelijkbare wettelijke bepaling opgenomen. Doel van deze bepaling is om inwoners van Nederland met een buitenlandse werkgever die niet in Nederland inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting hetzelfde te behandelen als inwoners van Nederland met een Nederlandse werkgever.
De Hoge Raad oordeelde in 2022 al dat door deze wettelijke bepaling werknemers met een niet-inhoudingsplichtige werkgever de vrije ruimte in aftrek kunnen brengen op hun inkomen in de inkomstenbelasting. Deze werknemers kunnen in 2024 in principe zonder nadere voorwaarden 1,92% van hun aan Nederland toe te rekenen brutoloon aftrekken in de inkomstenbelasting. Dit geldt tot een brutoloon van maximaal € 400.000, daarboven is het 1,18%.
Let op!
Dit kan niet als de buitenlandse werkgever in Nederland inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting. Dan gelden namelijk gewoon de regels die ook voor Nederlandse werkgevers gelden.
Gerichte vrijstelling in de inkomstenbelasting
Twee gerechtshoven en een A-G oordeelden over de vraag of een inwoner van Nederland met een buitenlandse werkgever die niet inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting, ook de zakelijke kosten waarvoor een gerichte vrijstelling geldt in aftrek mag brengen in de aangifte inkomstenbelasting. De Belastingdienst vindt dat dit, ondanks het oordeel van de Hoge Raad over de vrije ruimte, niet mag. De twee gerechtshoven en de A-G vinden dat dit wel mag.
Let op!
Aftrek van zakelijke kosten waarvoor een gerichte vrijstelling geldt, kan niet zonder meer. Er moet namelijk wel aannemelijk zijn dat de zakelijke kosten gemaakt zijn, en door de werkgever aangewezen zouden zijn als gerichte vrijstelling in de situatie dat deze werkgever wel inhoudingsplichtig voor de loonbelasting in Nederland was. Verder moet getoetst worden of de zakelijke kosten binnen de voorwaarden en grensbedragen van de gerichte vrijstellingen blijven. Het moet ook gaan om kosten waarbij het zakelijke karakter overheerst.
Laatste woord aan de Hoge Raad
Het laatste woord of ook aftrek van kosten waarvoor een gerichte vrijstelling geldt mogelijk is in de inkomstenbelasting, is aan de Hoge Raad. Als de Hoge Raad het oordeel van de gerechtshoven en het advies van de A-G volgt, kan een inwoner van Nederland met een niet-inhoudingsplichtige buitenlandse werkgever in de aangifte inkomstenbelasting, onder voorwaarden, ook een beroep doen op gerichte vrijstellingen.
Om meer diversiteit en inclusie van mensen uit een etnische of culturele minderheid in organisaties te realiseren, kan een werkgever ervoor kiezen een voorkeursbeleid te voeren. Hiervoor geldt echter wel een aantal regels. Om werkgevers op weg te helpen, heeft het College voor de Rechten van de Mens diverse handreikingen ontwikkeld.
Wet gelijke behandeling
Het wettelijke uitgangspunt bij werving, selectie en arbeid is dat iedereen gelijk behandeld moet worden, ongeacht geslacht, nationaliteit, ras etc. De praktijk is echter weerbarstig. Soms lukt het niet om een achterstandspositie van een bepaalde bevolkingsgroep weg te werken. Daarom staat de wet in die gevallen toe om bij gelijke geschiktheid van kandidaten of werknemers de voorkeur te geven aan personen die tot een minderheidsgroep behoren. Het doel daarvan is om de achterstandspositie van die groep op te heffen. Voorkeursbeleid is naar zijn aard altijd tijdelijk; als de achterstand is weggewerkt, moet het beleid stoppen.
Handreiking voorkeursbeleid voor vrouwen bij arbeid
In de Handreiking voorkeursbeleid voor vrouwen bij arbeid biedt het College werkgevers handvaten om binnen de grenzen van de gelijke behandelingswetgeving meer vrouwelijk personeel aan te trekken of door te laten stromen.
In de handreiking wordt ingegaan op de voorwaarden om een voorkeursbeleid te voeren. Ook worden tips gegeven om te zorgen voor meer diversiteit en inclusie binnen een organisatie zónder voorkeursbeleid.
Handreiking voorkeursbeleid voor mensen uit etnisch of culturele minderheidsgroep
Voor sectoren en situaties waarin het niet lukt de structurele achterstand in te halen door gelijke behandeling, is het dus mogelijk om voorkeursbeleid te voeren. Dit mag onder meer voor ‘personen behorende tot een bepaalde etnische of culturele minderheidsgroep’, om zo hun structurele achterstandspositie op de arbeidsmarkt te corrigeren. De Handreiking voorkeursbeleid voor mensen uit een etnische of culturele minderheidsgroep biedt handvaten hiervoor.
De belastingrente is per 1 januari 2024 verhoogd. Voor de vennootschapsbelasting bedraagt de belastingrente vanaf 1 januari 2024 10%. Voor de overige belastingen, zoals de inkomstenbelasting, loonbelasting en omzetbelasting, bedraagt de belastingrente vanaf 1 januari 2024 7,5%. Waar de belastingrente tot en met 2023 nog twee keer per jaar opnieuw werd vastgesteld, is dat vanaf 2024 nog maar één keer per jaar. De percentages van 10 en 7,5 gelden dan ook voor heel 2024. Door deze hoge rentepercentages wordt het nog belangrijker om op tijd een juiste voorlopige aanslag vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting 2023 aan te vragen. Als u dit voor 1 mei 2024 doet, berekent de Belastingdienst namelijk geen belastingrente. Dit is alleen anders als uw definitieve aanslag hoger is dan uw voorlopige aanslag. In dat geval berekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2024 over het verschil belastingrente. Dient u voor 1 mei 2024 uw aangifte inkomstenbelasting 2023 of voor 1 juni 2024 uw aangifte vennootschapsbelasting 2023 in, dan berekent de Belastingdienst ook alleen belastingrente als uw definitieve aanslag hoger is.
De milieu– en energielijst voor het jaar 2024 zijn eind december 2023 gepubliceerd. Voor bedrijfsmiddelen die op de milieulijst staan, kunnen ondernemers in aanmerking komen voor de extra aftrek van 27, 36 of 45% van de milieu-investeringsaftrek (MIA) en/of voor de extra afschrijvingen van maximaal 75% van de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil). Voor bedrijfsmiddelen op de energielijst betreft dit de extra aftrek van 40% (in 2023 was dit nog 45%) van de energie-investeringsaftrek (EIA). Het is belangrijk om jaarlijks te controleren of een bedrijfsmiddel (nog) op een van de lijsten staat. Elk jaar verdwijnen er namelijk weer bedrijfsmiddelen van de lijsten en komen erbij. Daarnaast is het belangrijk om te beoordelen of de investering in het bedrijfsmiddel voldoet aan de voorwaarden voor de MIA, Vamil en EIA. Die voorwaarden kunt u vinden in de lijsten.